Lees hieronder de speech van Kathleen Ferrier terug.

“ Zij roepen: waar een vloot, de baren door komt bruizen:
‘Vaart heene: propt de stad, de zolders en de huizen,
En kelders met uw vracht: wij schenken u het gelei.
De koe geeft Holland melk, maar dit, is vetste wei”

Dichtregels van Joost van den Vondel die verwijzen naar die vetste wei waarmee in de stad Amsterdam, de zolders en de huizen werden volgepropt. Vetste wei die wel wat anders was dan de melk die de koe aan Holland geeft. Die vetste wei kwam vaak van ver en de stad en de huizen, van kelder tot zolder, konden ermee volgepropt worden, dankzij de ontmenselijking van duizenden tot slaaf gemaakten.
Mensen die hun menselijke waardigheid ontnomen was, om ze als beesten te kunnen behandelen, om de hebzucht, het verlangen naar meer en mooier economisch gewin, de vetste wei, te bevredigen.

Dames en heren, waar en hoe dan ook aanwezig bij dit symposium, het is voor mij een grote eer hier vandaag te mogen spreken. Want het is heel veel zeggend, dat de stad Amsterdam als eerste stad in ons land, opdracht gegeven heeft tot het doen van dit brede wetenschappelijk onderzoek, naar de rol van de stad in de slavenhandel in Oost en in West, om, op grond van feiten en cijfers, ook dit deel van de geschiedenis van de stad zichtbaar en vooral bespreekbaar te maken.

Daarmee stelt de stad een voorbeeld, en daar wil ik Amsterdam mee feliciteren.
En ik wil Amsterdam bedanken, want hoewel dit ‘Het Amsterdam onderzoek’ is, de impact van deze publicatie ‘De Slavernij in Oost en West, reikt veel verder dan de stad Amsterdam alleen.
Op grond van wat hier staat kunnen ook op andere plekken in ons land de zo noodzakelijke gesprekken gevoerd worden over ons gedeeld verleden en over hoe dat doorwerkt, anno nu in ons leven van alledag.

Wat mij opviel in veel van de reacties die deze publicatie in de media op riep, is dat er zoveel verbazing klinkt: “Ik was verbaasd hoe groot de rol van Amsterdam in de slavernij was” (Dagblad Trouw)
“Het was allemaal zoveel erger dan we gedacht hadden!”
Ja, het was erger dan wat men onder ogen wílde zien: de gruwelen die het gevolg zijn van het ontmenselijken van anderen.
Ja, het was erger en het ging veel verder: de actieve betrokkenheid van het stadbestuur, en ja, het was stelselmatig: het ontkennen of negeren van die gedeelde geschiedenis, of, in het beste geval, slechts een deel van het verhaal vertellen en ja, het perspectief was altijd dat van de mensen in de gepriviligieerde posities, omdat zij denken dat zij de norm zijn.
En ja, daarom zijn excuses nodig.

Ik ben blij, dat dit boek nu al voor zovelen een eye opener is, net zoals de Black Lives Matter beweging voor velen een eye-opener was. Mensen die verbaasd waren toen ze hoorden dat zwarte mensen er altijd rekening mee houden dat ze op vliegvelden uit de rij gehaald worden om gecontroleerd te worden, of dat je als zwarte in een schoenenwinkel gevolgd wordt door een verkoper, omdat ze er rekening mee houden dat je wellicht iets onrechtmatigs van plan bent.
Gerrie Eickhof die een vooraanstaand Nederlander gaat interviewen en als hij het tuinpad oploopt de echtgenote van deze vooraanstaande Nederlander naar buiten rent en roept: “Ga weg, jij hebt hier niets te zoeken!”
Voor velen zijn het eye-openers, voor anderen de dagelijkse werkelijkheid.

En dat is precies de reden waarom het zo belangrijk is dat we -op grond van wetenschappelijk onderzoek en niet op grond van onderbuik gevoelens- met elkaar het gesprek aangaan.
Omdat we zoveel niet weten.
We weten niet hoe we totaal verschillend naar hetzelfde verleden kunnen kijken.
We weten niet wat de ervaringen van de een of de ander zijn.
We willen het niet weten.

Wat dit boek duidelijk maakt is dat we het ons nu niet meer kunnen permitteren het niet te WILLEN weten. We kunnen onze ogen niet langer gesloten houden of slechts een deel van het verhaal vertellen.

Ik vond het mooi om in dit boek te lezen dat 2013, toen 150 jaar formele afschaffing van de slavernij nationaal herdacht werd, een soort keerpunt was.
Mijn zus Joan was voorzitter van De Stichting Herdenking Slavernijverleden, die de verschillende activiteiten in het kader van dat bijzondere jaar co-ordineerde. Het doel was vanuit verschillende perspectieven, op allerlei momenten en op tal van plekken en in allerlei contexten op verschillende manieren ervaringen te delen.
Emoties zichtbaar te maken.
Om uit te nodigen voor de noodzakelijke reflectie op het eigen verleden met ook alle gruwelijkheden die daarbij horen.
Omdat alleen dan, we kunnen beginnen te begrijpen hoe dat doorwerkt in ons heden.

Daarom is het belangrijk dat er plekken zijn, waar die verschillende verhalen vanuit verschillende perspectieven verteld kunnen worden, zoals nu weer tijdens de Black Achievement Month en het verleden gedocumenteerd is. In archieven, zoals in de Black Archives, of in de Buku Biblioteca Surinamica, of door verschillende heritage tours. De Grote Suriname Tentoonstelling in de Nieuwe Kerk bood zo een plek en ongetwijfeld zal de Nationale Museale Voorziening Nederlands Trans-Atlantisch slavernijverleden zo’n plek kunnen worden.
Een plek waar ook generaties elkaar verhalen kunnen vertellen, waardoor duidelijk kan worden hoe ook verschillende generaties, anders aan kunnen kijken tegen gebeurtenissen of tegen objecten. Juist cultuur en kunst, musea, collecties en erfgoed kunnen een verhelderend licht laten schijnen op die plekken die ongezien, duister of onbespreekbaar lijken.

Amadou Mahtar M’Bow, Directeur Generaal van de Unesco van 1974-1987 zei eens dat het bij zaken gerelateerd aan kunst, erfgoed en cultuur om de ziel gaat. En dat wat voor de een, bijvoorbeeld, een object is, voor de ander een emotioneel zwaar beladen link tussen generaties kan zijn. Dat het juist om die beleving, om die ziel gaat.
Niet alleen black lives, ook black MINDS matter.
De ziel, van mensen, de ziel van een stad, van een samenleving. En dat het dus gaat om zaken die niet te vatten zijn in wetgeving, regelgeving of richtlijnen. Of die zich laten bepalen door een vooropgesteld doel.

Daarom hoop ik dat het proces dat door deze publicatie nationaal op gang gebracht zal worden niet in de eerste plaats in het kader van een uiteindelijk doel komt te staan, het halen van bepaalde data, excuses aanbieden, richtlijnen of wetgeving opstellen, maar dat de ziel, ónze ziel als stad, als land, centraal zal staan en de vraag hoe we in alle vrijheid en openheid elkaar kunnen vinden en vooral: leren vertrouwen.
Dát zou het doel moeten zijn.
Elkaar vertrouwen, maar ook: onszelf vertrouwen.
Niemand is gebaad bij gevoelens van superioriteit en van inferioriteit. Niemand is erbij gebaat als de geschiedenis zich blijft herhalen, terug blijft komen als een boemerang omdat systemen van uitsluiting en privilege herhaald worden, door steeds nieuwe groepen, die menen dat zij nu het recht hebben anderen uit te sluiten, omdat zij menen nu de norm zijn.

“We staan aan het begin van een langdurig proces van bewustwording en zelfonderzoek”, zei Joan in 2013. En ze voegde eraan toe dat in dat proces, jongeren en nieuwe generaties centraal zouden moeten staan. Zodat zij zich vrij en volwaardig kunnen ontwikkelen.

In dat proces is de publicatie van de Slavernij in Oost en West een heel belangrijk moment. Voor Amsterdam en voor het hele land.

Het is mijn wens dat deze teksten een impuls zullen geven aan de zo noodzakelijke reflectie op ons gedeeld verleden, die voorwaarde is voor een wérkelijk gedeelde toekomst. Een toekomst zonder ontmenselijking, racisme, uitsluiting en discriminatie en met werkelijk, gelijke kansen voor iedereen.

Dank u.